Les 1 tm 6 // // Les 1 tm 6 NedLes – Delftse Methode – extra gatentekst Vul de ontbrekende woorden in. De docent heet Inge. Van Dijk haar achternaam. Zij komt uit Nederland. Meneer Wang komt niet uit Nederland. Hij uit China. Hij woont nu in Den Haag. Paula komt uit Frankrijk. Zij nu in Rotterdam. – Hallo Amber. welk land kom je? = Ik uit Engeland. Ik heb de Engelse de Nederlandse nationaliteit. – Hoe lang je in Nederland? = Ik woon nu zes jaar. – Wat is leeftijd? Wanneer ben je geboren? = ben geboren op drieëntwintig (23) maart 1987. – Woon je alleen, bij vrienden bij familie? – Op welke dagen de winkels open? = De meeste winkels zijn op maandag tot en zaterdag open en veel winkels ook op zondag. Op maandagmorgen zijn veel winkels dicht. die in een winkel werken zijn meestal niet in het weekend vrij. hebben op een andere dag vrij, op maandag. – Zijn scholen in weekend dicht? = Ja, alle scholen dicht in het weekend. In het weekend kinderen geen les. Kinderen tot twaalf jaar hebben meestal ook vrij op woensdagmiddag. En ze hebben zes weken vrij de zomer! Hoe is dat in land? – Welke talen spreek je, Paula? = Engels, Frans en een beetje Nederlands. Ik spreek Nederlands in de les en in de winkel. Maar op mijn spreken we Engels. – Maar waarom je dan Nederlands? Waarom doe je cursus? = Nederlands is belangrijk. Ik hier studeren en werken. – Is Nederlands een moeilijke taal? = Nee, Nederlands niet moeilijk. Het is een makkelijke . En de docent spreekt langzaam en . Alle talen zijn makkelijk. Mijn dochter zes jaar en spreekt al goed Nederlands. – Hoe reis je? = Ik met de bus van kwart voor zeven (6.45) naar het station. De bus om half acht (7.30) aan bij station. Dat is de officiële tijd. de bus is niet altijd op . Gisteren was hij te laat. Toen ik de trein gemist. Maar meestal ik hem niet, want hij vertrekt kwart voor acht. Ik heb dus een op het station: vijftien minuten. vertrekt de trein ook te laat. meestal komt hij op tijd. = ga ik op zaterdag naar de om groente en fruit te kopen. – Wat is het tussen de markt en de supermarkt? = Op de zijn de meeste producten goedkoop. Goedkoper in de supermarkt. Dat is een verschil. Controleer OK