Een gedicht van Maher Lakmoush, vertaald door Djûke Poppinga en Richard van Leeuwen, voorgedragen tijdens BOOST-literaire avond 6 oktober 2017. Meer over BOOST – een fantastische plek, die ik al mijn cursisten gun om te leren kennen: http://www.boostamsterdam.nl
(de originele Arabische tekst staat hieronder)
Een stad als geen andere
Het water van de zeeën heeft me opgeslokt,
tijdens de lange nachten van mijn vlucht.
De dood smaakt bitter als een kolokwint,
als een pijnlijk mes.
Na mijn dood werd ik wakker op een boot
in de grachten van de stad.
Ik dronk er een glas van zijn schoonheid
aan de Amstel,
in de smalle straatjes,
in de oude steegjes.
Mijn ogen dwaalden in betovering
over het Damplein
de geur van de geschiedenis
en de mooie ogen.
Een stad als geen andere.
Ik heb er gebeden
voor de vriendelijke gezichten.
Begroetingen worden ontvangen,
hoofden schudden,
trappen worden bestegen.
Ik vroeg me af:
zou ik vóór deze gebeden
zijn geboren?
Een stad als geen andere,
waar alles is,
waar op het water wordt gelopen
zoals Jezus.
Een stad die zoveel ruimte heeft
in zijn hart.
Het licht in deze stad slaapt nooit,
de vogels slapen er nooit,
de liefde slaapt er nooit.
Uit liefde en water
worden goden geschapen.
Wat een prachtige stad.
Een stad als geen andere.
Een stad die de hele wereld bevat.
De oceanen in een enkele druppel,
alle kleuren in een enkel schilderij,
alle bloemen in een enkele tulp,
de vervoering van de liefde in een enkele fluistering
en alle alfabetten in een enkel woord.
Zo is Amsterdam.
Amsterdam.
O, eeuwige vloed,
begin van de schepping.
De hele wereld verdrinkt,
maar jij verdrinkt niet,
omdat je elke ochtend
wordt geboren in het water.
Amsterdam,
dierbaar in mijn eenzaamheid,
druk me aan je hart.
Ik, die van alles verstoken ben en niemand meer heb
behalve jou.
Ik ben uit Syrië naar je toegekomen,
zonder kompas.
Ik schud het zeezout af,
de verschrikkingen van de bloedbaden
en het onrecht van de sultan.
Ik ben uit Syrië naar je toegekomen
met mijn lantaarn in mijn hand
op het feest van de liefde,
Kerstmis,
op alle feesten van de mens.
Ik ben naar je toegekomen op zoek naar een vaderland
dat me beschermt
tegen de plooien van de vergetelheid.
Amsterdam,
Gods paradijs op aarde.
Jij geeft beschutting aan elk mens.
Steeds wanneer ik overweeg je te verlaten,
word ik omringd door het water,
door de tulpen
en door de mensen.
Vergeef me, liefste.
Na verloop van tijd begon ik te denken
dat de mens twee keer wordt geboren,
ja… twee keer.
Wanneer zijn moeder hem baart
en wanneer hij wordt gedoopt in
jouw grachten,
Amsterdam.